_MG_2872

De toekomst van de universiteit - 600 jaar KU Leuven

Thema 1: De bijdrage van universiteiten aan economische groei herzien?

Als onderdeel van hun bijdrage aan de maatschappij hebben universiteiten de opdracht om intellectuele en wetenschappelijke doorbraken te produceren die nieuwe economische en maatschappelijke waarde creëren en dringende maatschappelijke uitdagingen, zoals klimaatverandering, helpen aanpakken. De gegenereerde ideeën worden in het publieke domein geplaatst en zijn voor iedereen beschikbaar om te gebruiken voor nieuwe waardecreatie voor de samenleving. Hoewel deze waardecreatie multidimensionaal is en verder gaat dan louter commerciële waarde, gaat de meeste beleidsaandacht uit naar het potentieel van universiteiten als bron van economische groei, met als vooronderstelling dat de groei van de “universitaire sector” dus gepaard moet gaan met een algemene groei van de economieën. Toch correleert de trend van de groei van universiteiten met de teleurstellende productiviteitsgroei in de rijke wereld. Zelfs met de innovatiegolf in kunstmatige intelligentie blijft de productiviteitsgroei zwak, vooral in Europa. Betekent dit dat we de bijdrage van universiteiten aan groei opnieuw moeten bekijken? Recent onderzoek lijkt erop te wijzen dat we dat zouden moeten doen. Arora en zijn collega's beweren dat als het aankomt op het leveren van productiviteitswinst, het oude, door grote bedrijven geleide wetenschapsmodel beter werkte dan het nieuwe, door universiteiten geleide model.

In de naoorlogse periode waren bedrijven meer verantwoordelijk voor het bereiken van wetenschappelijke doorbraken dan universiteiten, zoals Bell Labs (AT&T), dat verschillende Nobelprijzen opleverde. De gouden eeuw van het bedrijfslaboratorium eindigde in de jaren 1970 en 1980, toen de universiteitslaboratoria in omvang en impact groeiden. Vandaag de dag bieden slechts een paar bedrijven iets aan dat vergelijkbaar is met het verleden. Dit is het geval voor bedrijfsonderzoekers bij grote technologiebedrijven die de motor zijn achter de huidige boom van generatieve AI-innovatie. Maar in het algemeen vinden Arora et al. een netto daling in bedrijfsinnovaties en wetenschappelijke doorbraken van publieke instellingen, met enkele uitzonderingen, om 'weinig of geen respons te ontlokken van gevestigde bedrijven.

In de huidige wereld van grote maatschappelijke uitdagingen en zwakke economische groei zet de analyse van Arora et al. ons aan om de bijdrage van universiteiten aan de samenleving opnieuw te bekijken en ons af te vragen of en hoe we meer rendement uit universiteiten kunnen/moeten halen en hoe universiteiten en het bedrijfsleven succesvoller kunnen samenwerken.

 

Thema 2: Academische vrijheid en activisme

De vrije en onbelemmerde zoektocht naar de waarheid is cruciaal voor een universiteit. Een goede academische opleiding en hoogwaardig wetenschappelijk onderzoek vereisen dat studenten en onderzoekers openstaan voor een breed spectrum van methoden, opvattingen en visies, zowel hedendaags als historisch. Sommige methoden, principes, praktijken en visies kunnen echter als beledigend of respectloos worden ervaren. Hoe gaan we om met zulke kwetsende ervaringen? Er is een klimaat ontstaan, vooral aan Amerikaanse universiteiten, waarin het steeds moeilijker wordt om zelfs maar toe te staan dat ideologisch betwiste kwesties aan de orde worden gesteld in een lezing of in academisch onderzoek. In hoeverre belemmert dit waarheidsgetrouwe academische reflectie? Moeten of mogen legitieme eisen voor eerlijkheid en inclusie (in de canon, in sprekersposities, in inhoudelijke posities van docenten en onderzoekers) de vrijheid van docenten beperken? Hoe neutraal moeten academici zijn? Hoe kunnen academici het recht waarborgen om zich in hun denken en onderzoek alleen te laten leiden door de redelijkheid van de zaak zelf? En hoe is dat recht verenigbaar met de legitieme wens van andere onderzoekers en van studenten om sociale rechtvaardigheid als een doel voor de universiteit te zien, en dat in een universiteit als de KU Leuven die haar moderne bestaan in zekere zin te danken heeft aan de vraag naar rechtvaardigheid die weerklonk in het studentenprotest van mei ´68?

Binnen de KU Leuven werd in deze context een richtlijn over academische vrijheid en vrijheid van meningsuiting opgesteld om in de dagelijkse werking een onderscheid te kunnen maken tussen de gevallen die door de universiteit gefaciliteerd kunnen worden omdat ze onder academische vrijheid vallen en de gevallen waarbij de universiteit enkel moet aandringen op het respecteren van de vrijheid van meningsuiting.

 

Thema 3: Wat maakt universitair onderwijs bijzonder?

Een universitaire opleiding verschilt van een beroepsopleiding omdat binnen een universitaire opleiding kennis en vaardigheden worden overgedragen die de praktische uitoefening van een privéberoep overstijgen. Van universiteitsstudenten wordt bijvoorbeeld verwacht dat ze in hun denken blijk geven van kritische reflectie en abstractievermogen. Dit houdt in dat ze inzichten niet op gezag aannemen, maar leren om zelfstandig de relevantie van die inzichten te beoordelen en om de aannames waarop allerlei stellingen, gewoonten en conventies zijn gebaseerd kritisch te bevragen en te toetsen aan algemene referentiekaders. Dit is in de eerste plaats wanneer studenten leren zelfstandig onderzoek te doen, bijvoorbeeld hoe ze historische bronnen kunnen raadplegen, teksten kunnen interpreteren, experimenten kunnen opzetten, protocollen kunnen uitvoeren of gegevens kunnen analyseren. Om zelfstandig te kunnen oordelen over vraagstukken die hun weerslag hebben op verschillende bestaansdomeinen, zullen ze zich bovendien moeten realiseren wat er op het spel staat in die verschillende bestaansdomeinen. Dit veronderstelt met andere woorden een brede opleiding. In die zin ga je ervan uit dat iemand die universitair is opgeleid in staat moet zijn om een genuanceerde mening te vormen over cultuur en politiek, over sociale en maatschappelijke ontwikkelingen of over de zin en het doel van het menselijk bestaan. Een kritisch-reflectieve universitaire opleiding creëert dus draagvlak voor beslissingen die de technische aspecten van een professionele opdracht overstijgen. Het versterkt het vermogen om in het latere leven niet alleen verantwoorde maar ook creatieve maatschappelijke beslissingen te nemen. In die zin draagt universitair onderwijs bij tot maatschappelijke 'veranderkracht' en is het dus relevant voor de toekomst van onze moderne samenlevingen.

In de discussie over het soort kennis en vaardigheden dat moet worden overgedragen en getest in het kader van een universitaire opleiding, rijst vandaag ook de vraag hoe universiteiten moeten omgaan met de nieuwe 'onderwijstechnologie'. Veel taken waarvan het succes kennis en vaardigheden veronderstelt, kunnen tegenwoordig snel en efficiënt worden uitgevoerd met behulp van AI-toepassingen. Hoe valt het gebruik van deze nieuwe technologie te rijmen met onafhankelijk onderwijs en wat is de plaats van kritische reflectie? Wat voor training is er nodig om deze technologie op een verantwoorde manier te gebruiken? Hoe kan bij het beoordelen van toetsen en essays worden gecontroleerd of de redeneringen en visies die studenten ontwikkelen gebaseerd zijn op hun eigen inzicht, in een context waarin onderwijs op grote schaal wordt georganiseerd? Misschien zal de ontwikkeling van dit soort nieuwe technologie het belang van kritisch onderwijs aan onze universiteiten alleen maar doen toenemen.

We vragen ons af hoe intellectueel onderwijs gegarandeerd kan blijven aan de universiteit van de toekomst. Is het voldoende om studenten puur wetenschappelijk onderwijs te bieden of is er meer nodig om studenten te leren waarheidsgetrouw, kritisch en onafhankelijk te denken? Intellectuele vorming werd eeuwenlang binnen door het humanisme geïnspireerde universiteiten opgevat als het vertrouwd raken met een canon van klassieke teksten en essays over geschiedenis, literatuur, politiek en filosofie en studenten leren deelnemen aan de discussies waartoe deze teksten aanleiding gaven. Wat kwam daarvoor in de plaats en bieden de alternatieven betere resultaten? In Nederland hebben mensen het initiatief genomen om University Colleges op te richten. Deze 'honours colleges' maken deel uit van grote onderzoeksuniversiteiten en zijn geïnspireerd door Liberal Arts and Sciences programma's in de Verenigde Staten, met hun sterke nadruk op de studentengemeenschap, en door de collegestructuur van bijvoorbeeld Oxford University. Het idee was om een kleinschalige, inclusieve leeromgeving te creëren waarin ook meer aandacht is voor breed universitair onderwijs. Hebben deze initiatieven toegevoegde waarde of zijn er efficiëntere strategieën om dergelijk onderwijs te garanderen? Ook rijst de vraag naar de leeromgeving van het toekomstige universitaire onderwijs. Initiatieven zoals 'service learning' streven ernaar om campusmuren af te breken en academisch onderwijs vorm te geven in specifieke sociale contexten.

No data was found
FELLOWS

Internationale Fellows worden naar LIAS uitgenodigd voor interdisciplinair debat met Leuvense experten.

Najaar 2025
jvm_quotes

Bij complexe uitdagingen is interdisciplinaire synthese uiteindelijk belangrijker en relevanter dan vaktechnische expertise. Mondiale problemen vragen een internationale synthese.

Joost Van Meerbeeck

Co-voorzitter LIAS/LIAS Foundation
Contact